Welkom

Welkom...

De essentie van innoveren

De essentie van innoveren kennen impliceert direct te ‘weten wat je moet doen om te innoveren’. Je kunt echter niet met innoveren beginnen voor je weet in welke context die innovatie plaats moet vinden. De context in dit geval is ‘de organisatie’. Met andere woorden, de eerste stap in het leren kennen van de essentie van innoveren, is het leren kennen van de essentie van een organisatie. We kwamen daarbij tot de volgende definitie:

Een organisatie is een entiteit die producten en/of diensten produceert door met behulp van processen, arbeid, grondstoffen en kapitaal op één of andere manier met elkaar een transformatie tot stand te laten brengen.

Je zou een organisatie dus als een kleine box kunnen zien, waarin arbeid, grondstoffen, kapitaal en processen zich in een zekere verhouding tot elkaar bewegen om daarmee een product of dienst voort te brengen. De keuze voor het soort arbeid, kapitaal, grondstoffen en processen en de onderlinge verhoudingen verschillen van organisatie tot organisatie.



Kijken we naar de essentie van innoveren, dan hoeft een organisatie alleen maar in één van die elementen iets anders te gaan doen. Om te bepalen wat er anders moet en hoe dat zou kunnen, moet je kennis hebben.



We worden in deze visie ondersteund door verschillende auteurs. We citeren T. de Bree uit zijn boek Kenniswaardering in de organisatie, waarin hij zich richt tot controllers, die in organisaties intensief betrokken zijn bij de waardering van de productiefactoren in een organisatie:

“(…) De basis voor waardecreatie in en tussen organisaties en de medewerkers verschuift steeds meer van het gebruik van traditionele productiefactoren als productie, arbeid en grondstoffen richting kennis en ervaring van mensen (…)”

Kortom, innoveren begint bij de kennis van de mensen in een organisatie. Voordat we echter weten welke kennis we aan moeten wenden, dus wie we in de organisatie aan moeten spreken, moeten we in staat zijn om een mogelijke innovatie te identificeren. Het uitgangspunt daarbij is om tot een nuttige innovatie te komen, namelijk een innovatie waar iemand op zit te wachten en die de organisatie ook nog eens in staat stelt om geld te verdienen en een (verbeterde) plaats op de markt te veroveren. Dat impliceert dat de klant is het aangrijpingspunt is voor het identificeren van een innovatie. Zodra we weten wat de klant vraagt aan innovatie, weten we waar we in de organisatie moeten anticiperen om dit te realiseren (zie model volgens Schulp, Walstra, Janssen, 2010).



Een door de klant gewenste innovatie blijkt terug te brengen te zijn tot twee basisvragen:

1. Vraagt de klant een verandering in de eigenschappen van je product en/of dienst?
2. Vraagt de klant een verandering aan de toepassing van je product en/of dienst?

Die basisvragen hebben we in een matrix geplaatst, waarna het volgende beeld ontstaat:



Een uitgebreide toelichting op het model wordt gegeven in het artikel met de titel Innovatie-Complexiteits-Matrix.

Presentatie bij dit artikel

Copyright 2010: Joyce Walstra